top of page

Een paar ideeën over architectuur

De vakantieverblijven, ontworpen door Le Corbusier.

Als elektricien kom ik een enorme diversiteit aan types woningen en bouwmaterialen tegen. Ik begrijp soms niet dat sommige bouwheren en architecten klakkeloos de boekjes lijken te volgen en keuzes maken me soms op z'n best onverstandig, soms volslagen absurd voorkomen.

​

Natuurlijk is elkeen vrij er een eigen smaak en mening op na te houden, maar ik vraag me toch soms af of sommige trends niet gewoon te wijten zijn aan een gebrek aan inzicht en originaliteit, en ik vraag me af welk een bende gewoontedieren die woningtrendboekjes volschrijft.

​

Natuurlijk, niet elke bouwheer heeft een uitgesproken smaak. Ze zien een pastorijwoning, vinden dat mooi, en vragen dezelfde. Of ze zien een witte crepi blok, vinden dat mooi, en willen dat ook. Dat mag natuurlijk, een woning hoèft niet per se een uitdrukking van je individualiteit te zijn. Het kan ook gewoon een omhulsel zijn, een "machine à habiter", zoals betonblokkenpionier Le Corbusier het noemde.

​

Ik doe de man wellicht oneer aan; in zijn Vers une Architecture las ik wel degelijk valabele punten, vooral wat die neoklassieke stijlen betreft. Anderzijds vond ik het vooral een nogal pamfletterig toontje waar ik vaak om moest lachen - dit terzijde - maar vooral: zijn invulling van de moderne woonnoden, hoewel theoretisch zeer valabel, is in de praktijk wat mij betreft lelijker dan de zo door hem verfoeide Boulevard Raspail.

​

Dat de wereld en de steden te vol komen met mensen staat vast, en als zelfs de Chinezen - die gewend zijn van onder de knoet gehouden te worden - niet weten of de eenkindpolitiek wel houdbaar is, dan is de kans klein dat in zowel de "vrije" als de onderontwikkelde delen van de wereld op korte termijn een oplossing gevonden zal worden voor de voortplantingsdrang van de mens. Zelfs mijn vrouw en ik, die nooit kinderen gingen nemen, zijn aan het kweken geslagen uit vrije wil. Er zal dus stedebouwkundig een oplossing gevonden moeten worden voor onze steeds voller rakende steden en wegen. Het idee van Le Corbusier over een ondergrondse belevering en een zo autovrije mogelijke bovengrond lijkt me in Louvain-La-Neuve toegepast te zijn, en hoewel het technisch een mooie oplossing is, vind ik het jammer dat die stad zo ongeïnspireerd en understated is qua architectuur. Moest dit een triomf van modernisme geweest zijn, was het misschien een wereldvoorbeeld voor het nieuwe samenleven. Nu zijn er wel een paar leuke betongebouwen en wat muurschilderingen, maar om het voorzichtig uit te drukken: het is niet de stad waar ik met buitenlandse bezoekers als eerste naartoe zou trekken.

​

Ik heb de cabanon van Le Corbusier bezocht, zijn laatste verblijf. Opdat hij aan zijn favoriete bistro een houten "kotje" zou mogen bouwen tekende hij een paar gastenverblijven uit voor de herbergier. Deze werden in hout gebouwd en kregen een veelkleurige afwerking. Omwille van de natuurlijke materialen en de warmte vond ik ze best aantrekkelijk. Ook zijn chapelle de Ronchamp vind ik best aantrekkelijk, al heeft dat wellicht te maken met de kleuren en toch ietwat "natuurlijke" vormen - in de vorm van het dak zie ik zelfs eerder iets van de Art Nouveau. Maar voorts grap ik dat ik vooral naar Roquebrune-Cap-Martin gegaan ben om zeker te zijn dat Le Corbusier verzopen is.

​​

Vlak bij de cabanon had ook Eileen Gray haar Villa E-1027. Lees gerust over hoe ze die woning nog nauwelijks kon betreden nadat Le Corbusier er zijn gangen was gegaan met verf en borstel. Gray was was in de vergetelheid geraakt maar na een expo in het Centre Pompidou, die veel indruk op me heeft gemaakt en me eigenlijk goeddeels de ogen heeft geopend voor goed design, komt ze terug bovendrijven (net als Le Corbusier zou ik er vilein aan kunnen toevoegen maar dat doe ik dus niet. Of net wel.) Op het moment van ons bezoek aan de regio was E-1027 nog niet te bezoeken. Van buitenaf heb ik wel kunnen zien dat een moderne, witte woning zeer mooi kan zijn. Ik vind dan wel dat vooral de details zoals de zeildoeken (je zit immers aan één van de mooiste kusten ter wereld), de traditionele "blaffeturen" en het torentje bovenop het dak de woning interessant maken. Haal een paar details weg en je hebt een witte blok van dertien in een dozijn. Bovendien moet je eens googelen naar interieurfoto's van Villa E-1027: daar is absoluut geen sprake van "strak" en "minimalistisch". Het lijkt een samenraapsel, een allegaartje, maar het is wel aangenaam, warm, menselijk. Ook de grootte - of het gebrek daaraan - vond ik wonderlijk. We zijn ondertussen zo gewend aan massieve witte blokken dat we ons nauwelijks nog kunnen inbeelden dat het ook klein en menselijk kan.

​

Hoewel Eileen Gray vooral bekend zal blijven om dat ene nachttafeltje, kreeg ik het vooral warm van de verhoudingen, kleuren en vormen van haar meubilair en tapijten. Ik denk dan aan dat vergeten liedje van Ivan Heylen, "Kaad zonder aa": "'t kost hier zu goed zijn mee aa, mee da lapken op de kasse, mee die scheune blommen, mee die scheune meubels van aa". Warmte, een huiselijk gevoel, een gevoel van "hier hoor ik", krijg je volgens mij niet in een generische, cleane, strakke woning. Daar krijg je het gevoel dat je een kamer in een rustoord betrekt die dezelfde tafel, bed en kast heeft als al de andere, want als je je kop legt moet er de dag daarna iemand anders in kunnen komen zonder dat er over de meubels gediscussieerd moet worden.

​

Is deze vergelijking wat te ver doorgetrokken? Ik weet het niet, ik heb toch de indruk dat elke, maar dan ook èlke woning die zogezegd met gevoel voor design ingericht is, draait rond een Eames lounge chair. In die mate zelfs dat ik me afvraag of de fotografen van al die architectuurboeken van pakweg Taschen, die stoel niet gewoon in de koffer van hun camionette hebben - net als een hoop "salontafelboeken" die de goede smaak van de bewoners moeten demonstreren. Hoe graag ik ook die Eames-stoel zie en hoewel ik sommige van die salontafelboeken ook liggen heb, vind ik het toch allemaal erg fake en generisch lijken. Als de designliefhebber die het huis laten inrichten heeft het verlaat, kan de volgende designliefhebber er gewoon in en mogen de meubels blijven staan.

Geef toe, wat staat er in een zogezegde designwoning? Met wat geluk Eileen Grays tafeltje - maar dan in het salon, want 't zou zonde zijn zo een duur tafeltje in de slaapkamer te zetten, hoewel het daarvoor bedoeld is. Barcelona chairs. Le Corbusier-zetels. Een Eames lounge chair en eventueel nog wat andere geplooide multiplex. En dan hier en daar nog wat chromé buizen met glas op bij wijze van tafels. Ik vind dat een beetje een duur uitgevallen versie van de Ikea-catalogus. Je vindt op elk studentenkot en in elke beginnerswoning ook diezelfde plastic Ikea-lampen en houten eeplaatsstoelen en -tafel terug. Het verschil is dat de Ikea-kopers die meubels puur functioneel bekijken, voor de tijd dat ze mee gaan, terwijl de designwoningbewoner er graag wat truut en pretentie over verkoopt en zijn inrichting als uitdrukking en bewijs van zijn smaak en individualiteit wil aanvoeren. Soms heb ik zelfs de indruk dat poenerige types gewoon tegen een binnenhuisarchitect zeggen: "Hier is een paar tienduizend euro, maak dat mijn kot er uitziet zoals in de boekskes." Natuurlijk, het boekje volgen is makkelijk, het vergt geen creativiteit, alleen vaak een hoop poen. En de "vrinden" die dan op een zaterdagavond hun Panamera eens voor je deur parkeren om te komen kijken hebben dan net dezelfde zetels en vinden dan natuurlijk dat je goede smaak hebt.

​

"Slycken," hoor ik de kritische lezer die tot hier geraakt is al vragen, "wat heeft individualiteit en creativiteit nu te maken met goed design, goede maak en goede architectuur?" Het voorbeeldenboek van pakweg bouwfirma Blavier staat vol met woningen waartussen de gemiddelde koper zijn gading wel vindt, en waarom zou je speciale meubels gaan zoeken als bepaalde iconen algemeen aanvaard worden als esthetische wereldklasse?

​

Daar moet ik toegeven dat dit een persoonlijke en misschien wel filosofische insteek is. Er is inderdaad zoiets als "tijdloos design", al denk ik dat de definitie van "tijdloos" toch onderhevig is aan cycli. Bovendien zou je je de vraag kunnen stellen waarom er nog film, muziek, meubels, woningontwerpen gemaakt worden, als al het beste toch al lang gedaan is. Wat is daar het nut van? We weten hoe het "goed" moet, waarom blijven zoeken? Ik vind dat die zoektocht vaak toch een resultaat kan opleveren dat onverwacht, revolutionair of gewoon prachtig mooi is.

​

Elk mag van mij zijn levensvisie hebben en tenzij hard pressed ga ik daar niet over discussiëren, maar als agnost is mijn idee dat alles eindigt als we dood zijn. Een levensdoel kan dan zijn om zoveel mogelijk geluk te ervaren in onze dagen op deze aardbol. Geluk kan je vinden in kleine dingen, dat weet de Bond Zonder Naam ons elk jaar wel eens mee te geven. Ik geniet van kleine dingen, zoals een schelletje jambon du pays van beenhouwer Jean in Olloy-sur-Viroin, maar ik hou ook wel van het grote gebaar, de dramatische zonsondergang op een keienstrand in Normandië met een goeie fles cider, en ik kan ook intens gelukkig worden van esthetische ervaringen, zoals turen naar een klein doekje met een heel klein beetje verf te staan kijken, waarvan de experts niet zeker zijn of het een schets dan wel een afgewerkt schilderij is van J.M.W. Turner is. (Van lange zinnen hou ik dus ook, dat is de schuld van die twee jaar Latijnse.)

​

​

Misschien mogen alle gedachten die ik hier tegen de muur gekwakt heb dan wel naar dit afvoerputje convergeren: men kan een woning met zijn inrichting zien als een beschutting waarbinnen men zijn geluk kan maken met "de kleine dingen" en met het gezin, de vrienden, het figuurlijke glas wijn en blokje kaas, dat dan geheel onterecht in het salon op een Eileen Gray-tafeltje staat. Die woning is dan niet méér dan een hoop bakstenen, planken of beton die de regen buiten en de warmte binnen houdt. Of men kan een woning met zijn inrichting zien als een esthetisch geheel waarvan men op zich gelukkig wordt. Ambras op het werk en boel met de familie, maar je oprit op rijden en al gelukkig worden bij de aanblik van je cocon. Zoiets. Als dat al kan, wat een zaligheid moet het dan zijn als je èn in een prachtige omgeving ook nog eens het geluk van familie, vrienden, kunst, eten en drinken kan delen? Dat wordt soms "levenskunst" genoemd, en net als bij de meeste kunst is er heel veel namaak in omloop. En net zoals een doodongelukkig koppel vaak jaren de blije façade ophoudt, is een clichématige woning wat mij betreft een even holle schelp als het echtelijk bed van voornoemd koppel.

​

Moeten wij dan elk huis opvatten als een voorschot op de gelukserfenis van toekomstige generaties? Waarom niet?

​

Toen we op reis door Amerika richting Pittsburgh gingen - Karolien wou het Warholmuseum zien - stond ik er op om Fallingwater te bezoeken. "Hoezo," vroeg ze, "gaan kijken naar een huis?" - toen we de woning benaderden en betraden begreep ze direct wat ik bedoelde toen ik ietwat cryptisch had geantwoord met "ja, maar wel een heel mooi." Stel je eens voor dat de hele wereld met esthetiek als premisse ontworpen werd. Er zouden veel nadelen zijn: we komen visionaire ontwerpers te kort (hoeveel sublieme designers zijn er momenteel op de wereld, een stuk of honderd? Twintig? Tien?) en de kostprijs zou onhaalbaar zijn voor de meeste gewone stervelingen dus een mecenaat zou zich opdringen (al is dat misschien wel ergens in te passen in de conclusies van Thomas Pikkety's Capital in the 21st Century: een verplicht mecenaat voor de hoogste inkomens om esthetische en betaalbare woningen te creëren voor de werkende klasse).

Zou de wereld er beter op worden? Mooier alleszins wel. Dan kunnen we met z'n allen lachend ten onder gaan.

​

Maar de vraag of de wereld er beter door wordt is eigenlijk niet aan de orde als er over kunst gepraat wordt. Goed, heel wat derderangs schildertjes en schrijvertjes die hun subsidies zien verminderen staan op de barricades te gillen dat de wereld zonder Kunst niet kan draaien. Dat is quatsch. Er zijn wel een paar boeken die de wereld op z'n kop gezet hebben, maar die staan niet bekend om hun vlotte schrijfstijl of prachtige frasen. Kunst is net volslagen nutteloos. Een lied kan je niet eten, een schilderij houdt je - tenzij het een monumentaal doek betreft - niet droog en warm. Kunst is een luxe, een comfort, een geluk. Als we plaatjes kunnen maken of draaien en doeken kunnen beschilderen of bespreken wil dat zeggen dat we niet aan het sterven zijn van de honger en we dus weer een trapje hoger staan dan de beesten. Goed, Van Gogh stierf wel nogal eens van de honger maar toch wou hij zijn doeken vol gooien met verf in zoverre hij die niet zelf opat (echt waar!) - het geeft aan dat we een stap verder zijn in de evolutie, dat we het basale voorbij zijn, en dat bij bepaalde genieën de kunst zelfs voorrang krijgt op dat basale.

​

Zouden we esthetiek dan als een vorm van evolutie kunnen beschouwen? Is het daarom dat ik een mooi huis hoger inschat dan een pure leefeenheid? Ik ben immers een vooruitgangsoptimist, geen nostalgicus - al lijken de juke-boxen in mijn living misschien het tegendeel te bewijzen. Maar neen, ook die juke-boxen zie ik als een vorm van vooruitgang: de mechanieken en lampenversterkers zijn zo solide dat ze na vijftig jaar nog werken, maar zitten zo ingenieus en elegant in elkaar dat je niet anders kan dan de ontwerpers bewonderen. Op mijn oudste juke-box, uit 1952, staat een raket afgebeeld. De eerste mens was toen nog lang niet op de maan geland. Dat spreekt van dromen, van vertrouwen in de vooruitgang. Die vooruitgang krijg je nooit als je decennia rond dezelfde pot blijft draaien.

​

Is vooruitgang dan nodig? Ik denk van wel. Die valse nostalgie naar "simpeler tijden" en het boerenleven van Streuvels... Is dat dan ook nostalgie naar werkweken van zeven op zeven van vijf uur 's morgens tot elf uur 's avonds? Naar de helft van je kinderen zien creperen nog voor ze de puberteit bereiken? Nee, dan heb ik liever vooruit te kijken. Waar brengt de technologie ons, tot welke begrippen zullen we komen in de volgende jaren, decennia, eeuwen? De vooruitgang lijkt exponentieel te ontploffen, althans op technologisch vlak. Op menselijk vlak is er nog een lange weg af te leggen om deze planeet voor iedereen een paradijs op aarde (of op de ons omliggende planeten?) te maken.

​

Kan die evolutie ook ingegeven worden door esthetiek, door architectuur? Volgens mij: niet alleen. Maar in bepaalde tijdsgewrichten lijkt er iets in de lucht te hangen en stuwen kunst, architectuur, literatuur, filosofie, diplomatie en politiek elkaar naar ongekende hoogten en de mensheid naar een nieuw bewustzijn. Ik ben vaak erg sceptisch en kritisch als het gaat over de hippies - die uiteindelijk ofwel nog inhaliger ofwel marginaler geworden zijn dan de generatie waar ze tegen protesteerden - maar men kan niet ontkennen dat uit die samenloop van drijfveren een andere wereld geboren werd? Net als in de Belle Epoque, net als in de industriële revolutie. Net als in de mondialisering. De mensheid neemt sprongen als er genoeg mensen zijn om haar een zetje te geven. En wie weet komen we ooit aan in dat paradijs, en kunnen onze (achter-achter-)kleinkinderen spreken over de generaties die de weg voor hen bereidden, in plaats van op onze graven te moeten gaan pissen omdat we de wereld om zeep geholpen hebben.

​

Een mooi huis is in deze wellicht een druppel op een hete plaat, maar genoeg druppels koelen de plaat misschien net voldoende om je hand er niet aan te verbranden. Een herkauwen van oude formules en een blijven rusten op de vermeende lauweren voert de mensheid niet "onwards and upwards".

​

Misschien moet ik echter een dik zwart kruis over heel deze exposé trekken en zeggen dat het gewoon mijn persoonlijke ambitie is een mooi en origineel huis te bezitten zoals er geen twee staan, en waarvan ik me een groot deel van de inspiratie van de inrichting mag toeeigenen. Misschien streef ik hiermee enkel mijn eigen geluk na en hoop ik dat mijn gezin er ook gelukkig zal zijn. En dan is er natuurlijk ook wat voor te zeggen dat andere bouwers misschien geen enkel gevoel hebben bij hoe hun woning er gaat uitzien, behalve dan dat ze ze "redelijk graag" zien en dat het wel "ergens in hun stijl" ligt - of belangrijker: binnen hun budget.

​

Maar dan zijn we, denk ik, terug bij af. Als architectuur als een puur individueel "ik heb het origineelste"-wedstrijdje om-ter-verst-pissen gezien moet worden, mogen we ook stoppen met het als kunst te verkopen. Dan ware het beter om bij de aanplakking van de bouwvergunning meteen ook gewoon de prijs uit te hangen. Maar ik kan met de hand op het hart zeggen: voor mij is het geen wedstrijd om-ter-grootst of om-ter-duurste-meubels. Ik zie genoeg mensen die ik qua poen nooit zal evenaren dus ik hoef ook geen poging te doen om blasé te zijn. Het is me er wel om te doen iets individueels, origineels en hopelijk inspirerends te maken. Ja, ik zoek mijn eigen geluk in deze woning. En moest het anderen inspireren datzelfde te doen, des te beter. Als ik anderen niet wou inspireren schreef ik deze tekst niet. Dan postte ik gewoon foto's van mijn meubels met de prijs er bij.

​

En zo eindig ik een persoonlijke mening over een algemeen onderwerp met een algemene mening over iets persoonlijks. De gustibus est wat mij betreft zeker disputandum.

​

​

bottom of page